-
1 afmeten
1 [opmeten] measure (off)3 [met betrekking tot stoffen] measure (off)4 [toemeten] measure (out)♦voorbeelden:2 de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagden • judge the quality of a course from the number of passes -
2 meten
1 [lengte/oppervlakte/inhoud bepalen] measure3 [afpassen] measure (out/off)♦voorbeelden:op het gezicht meten • measure by eyevanaf hier gemeten • measured/measuring from here3 hij meet ruim/krap • he gives full/short measure♦voorbeelden:hij meet 1.070 m zonder schoenen/met zijn schoenen aan • he stands 5'7" in his stocking feet/with his shoes onIII 〈wederkerend werkwoord; zich meten〉♦voorbeelden:hij kan zich niet meten met zijn voorganger • he doesn't measure up to his predecessorhij kan zich met de besten meten • he can hold his own with the best (of them) -
3 uitzetten
2 [uitspreiden] spread (out)3 [verspreid zetten] set/spread (out)4 [op interest zetten] place, put out5 [buiten werking stellen] switch/turn off♦voorbeelden:1 ongewenste vreemdelingen uitzetten • deport/expel undesirable aliens3 planten uitzetten • put plants out, plant seedlings outschildwachten uitzetten • post sentries/guards5 het gas uitzetten • switch/turn the gas off6 een koers uitzetten • plot/chart a course♦voorbeelden: -
4 uitdelen
v. distribute, deal, dispense, divide, measure out, portion, portion out, give out, parcel out, serve out, dole out, dole -
5 afpassen
v. dose, measure out; pace, measure an area by counting the number of even strides that must be taken to cross it -
6 uitmeten
v. measure, measure out -
7 afpassen
-
8 een tuin afmeten
een tuin afmetenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een tuin afmeten
-
9 toemeten
♦voorbeelden:1 ieder zijn taak toemeten • allot/assign each person (to) his task〈 ook figuurlijk〉 de ons toegemeten tijd • our allotted time, the time allotted to us -
10 uitmeten
1 [uitvoerig bespreken] enlarge/expatiate (up)on2 [afmeten] measure (out)♦voorbeelden:1 de voordelen van iets breed uitmeten • make much of/enlarge (up)on the advantages of something -
11 maat
I 〈de〉2 [eenheid] measure3 [gematigdheid] moderation♦voorbeelden:in belangrijke mate • to a considerable extentin niet geringe mate • to no small extent/degreeextra grote maten • outsizesin hoge mate • greatly, highly, to a great degree, to a large extentincourante maten • off-sizesin meerdere of mindere mate • to a greater or lesser extentin ruime mate • in great measurein toenemende mate • increasingly, more and morein voldoende mate • sufficientlyin welke mate …? • to what extent/degree …?in zekere mate • to a certain extent/degreede maat van iets bepalen/nemen • measure something, take the measurements of somethingmaat elf hebben/dragen • take/wear (a) size elevenwelke maat hebt u? • what size do you take?iemand de maat nemen • take someone's measure(ments)neem maar een maat groter • try a size bigger/larger〈 figuurlijk〉 onder de maat blijven • not come up to scratch/expectationsiets op maat snijden/zagen • cut/saw (down) to sizematen voor droge en natte waren • dry and liquid measureszij weten geen maat te houden • they don't know where to draw the linealles met mate • everything in moderation(geen) maat kunnen houden • be (un)able to keep time〈 figuurlijk〉 in/uit de maat lopen • march in time/out of time, (not) keep stepop de maat van de muziek dansen • dance to the (beat of the) musictegen de maat in • against the beatuit de maat zijn • be off one's stroke, be out of timeII 〈 de (mannelijk)〉 -
12 opnemen
2 [op zich nemen] take on3 [weer opvatten] resume4 [laten afschrijven] withdraw5 [beoordelen] take6 [opvatten] take8 [nauwkeurig opmeten] measure (up)10 [weghalen] take/pull/tear up17 [opvegen] mop/wipe up♦voorbeelden:het vloerkleed opnemen • take up the carpet4 ƒ200,- opnemen • withdraw Dfl200,-een lening opnemen • take out a loaneen snipperdag opnemen • take the/a day offiets goed opnemen • take something wellhoe zou hij het opnemen? • how would he take it?iets hoog opnemen • not take kindly to somethingiets verkeerd opnemen • take something the wrong way7 iets goed opnemen • take a good look at/stock of somethingiemand nauwkeurig opnemen • observe/look at someone closelyiemand onderzoekend opnemen • scrutinize someonescherp/wantrouwend opnemen • eye sharply/keenly/suspiciouslyzij nam hem op van top tot teen • she looked him up and downop de band opnemen • tape, recordop de video opnemen • (video-)recordde tijd opnemen (van) • time a personin de stukken/notulen opnemen • enter in the documents/minutesnieuwe woorden opnemen in een woordenboek • enter new words in a dictionarylaten opnemen in een ziekenhuis • hospitalizeiets niet opnemen • leave out, omiteen clausule in een contract opnemen • insert a clause in a contractin het ziekenhuis opgenomen worden • be admitted to hospitalopnemen in een catalogus • put in a cataloguenamen in een lijst opnemen • include names on a list, list namesopnemen onder de rubriek …/in een rubriek • include under the heading …/in a columniemand als lid in een club opnemen • admit someone as a member of a club15 hij neemt alles heel snel/gemakkelijk op • he's very receptive/quick on the uptakeiets goed in zich opnemen • take something in18 deze spons neemt veel water op • this sponge takes up a lot of water/is very absorbenthet tegen iemand opnemen • take someone onhij kan het tegen iedereen opnemen • he can hold his own against anyonehet tegen anderen moeten opnemen • have to compete against othershet voor iemand/iets opnemen • make a stand for someone/something, speak/stick up for someone/something -
13 zon
1 [(straling, warmte van het) hemellichaam] sun2 [vreugde] sunshine3 [als symbool van macht, roem] star♦voorbeelden:de zon breekt door • the sun is breaking through; 〈 de zaken gaan wat beter〉 things are looking up; 〈 het humeur wordt beter〉 things are brightening upde zon gaat op/gaat onder • the sun rises/setsvoor niets gaat de zon op • you can't expect something for nothing, ±there's no such thing as a free lunchde zon opzoeken • go looking for the sunde zon staat hoog aan de hemel • the sun is high (in the sky); 〈 figuurlijk〉 the sun is shining (down) on us/them/etc.zich in de zon koesteren • bask in the suner is niets nieuws onder de zon • there is nothing new under the suntegen de zon in/met de zon tegen spelen • play with the sun in one's eyes
См. также в других словарях:
measure out — index administer (tender), apportion, dole, mete Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
measure out — verb determine the measurements of something or somebody, take measurements of Measure the length of the wall • Syn: ↑measure, ↑mensurate • Derivationally related forms: ↑mensuration (for: ↑mensurate), ↑ … Useful english dictionary
measure out — phrasal verb [transitive] Word forms measure out : present tense I/you/we/they measure out he/she/it measures out present participle measuring out past tense measured out past participle measured out to take a particular amount of something from… … English dictionary
measure out — PHRASAL VERB If you measure out a certain amount of something, you measure that amount and take it or mark it because it is the amount that you want or need. [V P n (not pron)] I d already measured out the ingredients... [V P n (not pron)] He was … English dictionary
measure out — Synonyms and related words: administer, deal, deal out, disburse, dispense, disperse, dispose, distribute, divide, divvy, dole, dole out, give out, issue, lay off, lay out, mark off, mark out, measure off, mete, mete out, pace off, parcel out,… … Moby Thesaurus
measure out — I (Roget s IV) v. Syn. allot, deal, apportion; see distribute 1 . II (Roget s Thesaurus II) I verb To set aside or distribute as a share: admeasure, allocate, allot, allow, apportion, assign, give, lot, mete (out). See COLLECT. II verb See… … English dictionary for students
measure out — distribute, allocate, ration out … English contemporary dictionary
measure — [mezh′ər] n. [ME mesure < OFr < L mensura < mensus, pp. of metiri, to measure < IE base * mē , to measure > MEAL1, Sans mātrā, a measure, Gr metron] 1. the extent, dimensions, capacity, etc. of anything, esp. as determined by a… … English World dictionary
measure — ► VERB 1) determine the size, amount, or degree of (something) by comparison with a standard unit. 2) be of (a specified size). 3) (measure out) take an exact quantity of. 4) (measure up) reach the required or expected standard. ► NOUN 1) … English terms dictionary
measure — n 1. measurement, mensuration, met age. See measurement(def.1). 2. size, dimensions, proportions, expanse, extent, scope, range, spread, area; magnitude, amplitude, mass, bulk, volume; weight, quantity, capacity; bounds, duration, sum, aggregate; … A Note on the Style of the synonym finder
measure — measurer, n. /mezh euhr/, n., v., measured, measuring. n. 1. a unit or standard of measurement: weights and measures. 2. a system of measurement: liquid measure. 3. an instrument, as a graduated rod or a container of standard capacity, for… … Universalium